(kt2p3e) Proefwerk periode 3: grammatica en woordjes
1 modale werkwoorden mogen, kunnen en leuk vinden (boek 4 pagina 67) Zie ook DEZE uitlegvideo
2 Getallen 0-750. (boek 4 pagina 160) Zie ook DEZE video
3 woordjes (pagina 21 Aufgabe 4 Vokabeln en pagina 31 Aufgabe 4 Vokabeln
4 zinnetjes uit mondeling (iets bestellen in een restaurant)
Woordjes
1 het identiteitsbewijs = der Ausweis
2 beschrijven = beschreiben
3 bestraffen = bestrafen
4 het bewijs = Der Beweis
5 de bewijzen = Die Beweise
6 de dief = Der Tieb
7 inbreken = einbrechen
8 de inbreker = der Einbrecher
9 vluchten = flüchten
10 de haarkleur = die Haarfarbe
11 de lichaamslengte = die Körpergröße
12 de politie = die Polizei
13 de politie-agent = der Polizist
14 de politie-agente = die Polizistin
15 de orde = die Ordnung
16 de veiligheid = die Sicherheit
17 zich melden = sich melden
18 stelen = stehlen
19 de straf = die strafe
20 de bekeuring = der Straffzettel
21 onderzoeken = untersuchen
22 de misdaad = das Verbrechen
23 verdacht = verdächtig
24 achtervolgend = verfolgen
25 arresteren = verhaften
26 het wapen = die Waffe
27 waarschuwen = warnen
28 de getuige = der Zeuge
29 de werknemer = der Angestellte
30 de badkamer = das Badezimmer
31 de bank = die Couch
32 inrichten = einrichten
33 de eetkamer = Das esszimmer
34 het raam = das Fenster
35 de tuin = der Garten
36 de verwarming = die Heizung
37 het fornuis = der Herd
38 het koffieapparaat = Die Kaffeemaschine
39 de keukentafel = der Küchentisch
40 de koelkast = der Kühlschrank
41 liggen = liegen
42 de medewerker = der Mitarbeiter
43 de meubels = die Möbel
44 de postbode = der Postbote
45 het bureau = der Schreibtisch
46 zitten = sitzen
47 de vaatwasser = die Spühlmaschine
48 de stofzuiger = der Staubsauger
49 neerzetten/plaatsen = stellen
50 verven = streichen
51 de stoel = der Stuhl
52 de tafel = der Tisch
53 het toilet = die Toilette
54 de deur = die Tür
55 de wasmachine = die Waschmaschine
56 de muren = die Wände
57 de woonkamer = das Wohnzimmer