(ktp4e) Proefwerkweek 4
Dit moet je leren voor je laatste proefwerk voor Duits ooit als je kader hebt of als je volgend jaar geen Duits hebt gekozen:) Ik zou zeggen; doe dus extra je best. je weet nooit of en wanneer je ineens Duits moet praten.
Dit moet je leren:
1 bezittelijke voornaamwoorden
2 vervoegen werkwoorden DEZE WORDT NIET GETOETST IN VERBAND MET TE WEINIG TIJD
3 getallen 0 - 1000
4 losse woordjes
5 Zinnetjes (in een apotheek)
1 Bezittelijke voornaamwoorden. Zie HIER de uitlegvideo
In het Nederlands geef je met bezittelijke voornaamwoorden aan dat iets van iemand is:
Dit is MIJN huis, Petra is JOUW zus, dat feestje was ONS idee
In het Duits ken je de volgende bezittelijke voornaamwoorden:
Mein(e) - mijn
Dein(e) - jouw
Sein(e) - zijn
Ihr(e) - haar
Unser(e) - ons/onze)
euer(e) - jullie
ihr(e) - hun
Ihr(e) - uw
Je ziet achter elk bezittelijk voornaamwoord een e tussen haakjes. Je zet er een e achter, als het woord dat erna komt vrouwelijk is of een meervoud betreft. In elk ander geval (dus mannelijk of onzijdig) schrijf je het zonder een extra e.
Das sind meine Schuhe (met een extra e, want schoenen is meervoud)
Wo wohnt dein Bruder (geen extra e, want Bruder is een mannelijk woord)
Ist das dein Buch? (geen extra e, want boek is een onzijdig woord)
Unsere Schwester ist krank (met een extra e, want Schwester is een vrouwelijk woord)
2 Vervoegen regelmatige werkwoorden (ESTTENTEN). Zie HIER de uitlegvideo
In het Nederlands vervoeg je werkwoorden, waarbij de vorm zich aanpast aan de persoon (ik woon, jij woont, wij wonen, etc) In het Duits werkt dat voor regelmatige werkwoorden hetzelfde. Als je één regelmatig werkwoord kan vervoegen, ken je ze nagenoeg allemaal. Dit wordt door docenten Duits ook wel de ESTTENTEN-regel genoemd.
Neem het werkwoorden 'wohnen' (wonen)
Ich wohne
du wohnst
er/sie/es wohnt
Wir wohnen
Ihr wohnt
sie wohnen
Sie wohnen
Ken je eenmaal deze uitgangen, dan kan je ook werkwoorden zoals 'trinken', 'denken' en machen' vervoegen
3 Getallen. Zie HIER de uitlegvideo
0 - Null
1 - eins
2 - zwei
3 - drei
4 - vier
5 - fünf
6 - sechs
7 - sieben
8 - acht
9 - neun
10 - zehn
11 - elf
12 - zwölf
13 - dreizehn
14 - vierzehn
15 - fünfzehn
16 - sechzehn
17 - siebzehn
18 - achtzehn
19 - neunzehn
20 - zwanzig
21 - einundzwanzig
22 - zweiundzwanzig
23 - dreiundzwanzig
24 - vierundzwanzig
25 - fünfundzwanzig
26 - sechsundzwanzig
27 - siebenundzwanzig
28 - achtundzwanzig
29 - neunundzwanzig
30 - dreißig
40 - vierzig
50 - fünfzig
60 - sechzig
70 - siebzig
80 - achtzig
90 - neunzig
100 - hundert
1000 - Tausend
(boek 4, pagina 97, vocabeln Schritt 8)
De arm - Der arm
De armen - Die Arme
De arts - Der Arzt
De doktersassistente - Die Arzthelferin
De Aspirine - Das Aspirin
Het oog - Das Auge
De ogen - Die Auge
De buik - Der Bauch
behandelen - behandeln
Het been - Das Bein
De benen - Die Beine
innemen - Einnehmen
De vinger - Der Finger
De vingers - Die Finger
De voet - Der Fuß
De voeten - Die Füße
De griep - Die Grippe
De hand - Die Hand
De handen - Die Hände
Het haar - Das Haar
De haren - Die Haare
Inenten - Impfen
Het hoofd - Der Kopf
Ziek - Krank
De lippen -
5 Zinnetjes
Jij: Guten Morgen/ Guten Tag / Guten Abend=
Goedemorgen / goedemiddag / goedenavond
Docent: Wie kann ich Ihnen helfen?=
Wat kan ik voor u doen?
Jij: Sprechen Sie Englisch oder Niederländisch?=
Spreekt u Engels of Nederlands?
Docent: Nein, leider nicht. Ich spreche nur Deutsch=
Nee, helaas niet. Ik spreek alleen Duits
Jij: Haben Sie etwas gegen Kopfschmerzen / husten / eine Erkältung / eine Grippe?=
Heeft u iets tegen hoofdpijn / hoesten / verkoudheid / griep?
Docent: Es gibt entweder Tabletten oder Saft=
Ik heb tabletten of vloeibaar medicijn
Jij: Die Tabletten bitte. Wie muss man dieses Medikament den einnehmen?=
De pillen graag. Hoe moet ik dit middel gebruiken?
Docent: Sie können es zum Essen einnehmen=
U kunt ze tegelijk met eten innemen
Jij: Verstanden. Was sind die Nebenwirkungen?=
Begrepen. Welke bijwerkingen zijn er?
Docent: In der Beschreibung werden ein paar nebenwirkungen erwähnt, aber sie sind nicht so schlimm. Machen Sie sich keine Sorgen=
In de bijsluiter worden een paar bijwerkingen genoemd, maar die zijn niet merkbaar. Maakt u zich geen zorgen
Jij: Alles Klar!=
Prima.
Docent: Sonst nog etwas?=
Kan ik nog iets anders doen?
Jij: Nein, das war es. Was macht es zusammen?=
Nee, zo is het goed. Hoeveel moet ik betalen?
Docent: Es macht zusammen zehn Euro=
Alles bij elkaar is het 10 euro
Jij: Ich danke Ihnen und auf Wiedersehen=
Ik dank u en tot ziens
Deze toets telt 2 keer mee