(m3p1c) Mondeling
Je hebt in de afgelopen periode iets meer geleerd over een aantal bekende Duitsers uit de (recente) geschiedenis
Tijdens de mondeling, die ongeveer 5 minuten duurt, vertel je kort iets over een door jouw gekozen bekende Duitser. Ik stel steeds een vraag, waar jij vervolgens antwoord op geeft. Hieronder zie je het gesprek, zoals je dat moet leren.
Let op; je leert zowel de rol van de docent als die van jou, zodat je weet waar je precies op moet reageren
Guten Morgen, bist du bereit für deine Präsentation?
(Goedenmorgen, ben je klaar voor je presentatie?)
Ja, ich bin bereit
(Ja, ik ben er klaar voor)
Über wen wirst du etwas erzählen?
(Over wie ga je iets vertellen?)
Ich möchte gerne etwas über ... erzählen
(Ik wil graag iets vertellen over .. vertellen)
Das ist ......, ein bekannter Schauspieler / Politiker / Schriftsteller / Musiker / YouTube-Persönlichkeit/ Sportler
(Dit is ...... , een bekende acteur / politicus / schrijver / muzikant / persoon op YouTube)
Wofür ist er/sie besonders bekannt?
(Waar is hij/zij vooral bekend van?)
Maak hier een keuze uit:
Er/sie ist vor allem bekannt für Filme wie .....
(Hij/zij is vooral bekend vanwege films zoals...)
Er/sie ist Politiker für die......, eine politische Partei in Deutschland
Hij/zij is politicus voor de ...... , een politieke partij in Duitsland)
Er/sie hat bekannte Bücher geschrieben wie ...
(Hij/zij heeft bekende boeken geschreven zoals ... )
Er/sie hat einige berühmte Bücher geschrieben wie...
(Hijzij heeft een aantal beroemde boeken geschreven zoals... )
Er/sie ist bekannt durch Lieder wie ...
(Hij is bekend dankzij nummers als ..)
Er/sie hat einen eigenen YouTube-Kanal, wo er/sie über .... spricht
(Hij/zij heeft een eigen YouTube-kanaal waar hij praat over .... )
Er hat als Athlet bereits mehrere Preise gewonnen
(Hij/zij heeft als sporter al veel prijzen gewonnen)
Wie lange macht er/sie das schon?
(Hoelang doet hij/zij dit al?)
Er/sie macht das schon seit mehr als ... Jahren
(Hij/zij doet dit al meer dan ... jaar)
Kannst du ein Foto zeigen?
(Kan je een foto laten zien?)
Ja natürlich, ich habe ein Foto mitgebracht
(ja natuurlijk, ik heb een foto meegenomen)
Wie alt ist er auf diesem Foto?
(Hoe oud is hij op deze foto?)
Ich denke, dass er/sie hier ungefähr .... Jahre alt ist
(Ik denk dat hij/zij hier ongeveer .... jaar oud is)
Ist er auch in den Niederlanden bekannt?
(Is hij in Nederland ook bekend?)
Nein, aber in Deutschland kennt ihn/Sie eigentlich jeder
(Nee, maar in Duitsland kent eigenlijk iedereen hem/haar)
Kannst du eine besondere Tatsache über ihn/sie erzählen?
(Kan je één bijzonder feit over hem/haar vertellen?)
Ja, das kann ich:
(Ja, dat kan ik: ZOEK EEN BIJZONDER FEIT OVER DEZE PERSOON, BESCHRIJF DAT IN EEN KORTE ZIN EN VERTAAL DIE NAAR HET DUITS. DIT IS JE ANTWOORD.
Wie interessant zu wissen. Möchtest du noch mehr erzählen?
(Wat interessant om te weten. Wil je nog wat meer vertellen?)
Nein, das war es
(Nee, dat was het)
Dank für deine Präsentation
(Dank voor je presentatie)
Gern geschehen, es hat mir Spaß gemacht
(Graag gedaan, ik vond het leuk om te doen)
Auf wiedersehen
(tot ziens)
Bis bald!
(tot snel!)
Deze toets telt niet mee voor je PTA, maar komt wel op je rapport