16 Het lijdend voorwerp (de vierde naamval/akkusatief). Bekijk HIER de video
Het lijdend voorwerp is het als het onderwerp een deel van de zin. Je kan de vraag stellen: wie of wat + gezegde + onderwerp.
Voorbeeld:
Ik bak brood. Wie of wat bak ik? Brood. Brood is dus het lijdend voorwerp
De bakker belt zijn klant. Wie of wat belt de bakker? Zijn klant. Zijn klant is dus lijdend voorwerp
Hier een paar Duitse voorbeelden:
Anna futtert den Hund (Anna geeft de hond eten)
Ich sehe dich (ik zie jou)
Wir rufen die Polizei (Wij roepen de politie)
Famke Louise singt ein schönes Lied (Famke Louise zingt een mooi lied)
Zit er een bepaald of onbepaald lidwoord in het onderwerp, dan zitten ze in een van deze rijtjes
DEN/DIE/DAS/DIE
EINEN/EINE/EIN/
Zit er een persoonlijk voornaamwoord in het lijdend voorwerp, dan zit'ie in dit rijtje:
MICH/DIC/IHN/SIE/ES UNS/EUCH/ SIE/SIE