15 Het onderwerp (eerste naamval/Nominatief). Bekijk HIER de video
Het onderwerp, ook wel eerste naamval genoemd, is een deel van een zin. In het Nederlands, maar ook in het Duits.
Om het onderwerp in een zin te vinden, stel je de vraag: wie of wat doet iets?
Voorbeelden:
Ich spaziere im Wald (ik loop door het bos)
Meine Mutter kauft Cola (Mijn moeder koopt cola)
Der Hund trinkt Wasser (De hond drinkt water)
Das kind spleit mit de Ball (Het kind speelt met de bal)
Die Sonne scheint über das Meer (De zon schijnt over de zee)
Als er een bepaald of onbepaald lidwoord in het onderwerp zit, dan gebruik je de volgende vormen:
DER/DIE/DAS/DIE
EIN/EINE
Als er een persoonlijk voornaamwoord onderwerp is, dan zit 'ie in dit rijtje:
ICH/DU/ER/SIE/ES/WIR/IHR/ SIE/SIE