13 Voltooid deelwoord. Zie HIER de uitlegvideo
Als iets is gebeurd, dan ligt dat in de verleden tijd. Voorbeeld: Ik speel piano. Als je klaar bent, dan zeg je: ik heb piano gespeeld.
Dat woordje 'gespeeld' is dan het voltooid deelwoord. Elk werkwoord heeft een voltooid deelwoord, ook in het Duits. In deze uitleg leer je hoe je die schrijft.
Onthoud de volgende regels:
1 Je neemt de stam van een werkwoord , daar plak je GE voor en T erachter. Wohnen (wonen). Stam = wohn. Voltooid deelwoord is GEwohnT
Deze regel geldt alleen voor zwakke werkwoorden zoals wohnen, machen, kaufen, reisen en tanzen. Bij deze werkwoorden is de verleden tijd qua vorm ongeveer gelijk. (ich wohne, ich wohnte, ich habe gewohnt)
2 Je neemt de stam van een werkwoord, je kijkt welke klinkerverandering er optreedt bij het voltooid deelwoord. Daar plak je GE voor en EN achter. Finden / gefunden. Geben / gegeben. Essen/gegessen
Deze regel geldt alleen voor sterke werkwoorden zoals fliegen, geben en lesen.
3 Hoe de klinkerverandering is bij sterke werkwoorden? Die moet je domweg leren of opzoeken
4 Hoe weet je of een werkwoord sterk of zwak is? Sterke werkwoorden in het Duits zijn meestal ook sterk in het Nederlands en dit geldt ook voor zwakke werkwoorden.
5 Duitse werkwoorden die eindigen op IEREN (studieren, fotografieren, informieren, kontrolieren). Hier zet je geen GE voor, maar wel een T aan het eind.
Ich habe studiert, ich habe informiert
6 Je gebruikt om een voltooid deelwoord te maken meestal het hulpwerkwoord HABEN ( Ich habe geschrieben, er HAt gegessen, Wir HABEN gefangen, Peter HAT gewonnen.
Je gebruikt het hulpwerkwoord SEIN als er sprake is van een beweging ergens naar toe: (Er IST gelaufen, es IST gefallen)