10 Bezittelijke voornaamwoorden. Zie HIER de uitlegvideoÂ
In het Nederlands geef je met bezittelijke voornaamwoorden aan dat iets van iemand is:
Dit is MIJN huis, Petra is JOUW zus, dat feestje was ONS idee
In het Duits ken je de volgende bezittelijke voornaamwoorden:
Mein(e) - mijn
Dein(e) - jouw
Sein(e) - zijn
Ihr(e) - haar
Unser(e) - ons/onze)
euer(e) - jullie
ihr(e) - hun
Ihr(e) - uw
Je ziet achter elk bezittelijk voornaamwoord een e tussen haakjes. Je zet er een e achter, als het woord dat erna komt vrouwelijk is of een meervoud betreft. In elk ander geval (dus mannelijk of onzijdig) schrijf je het zonder een extra e.
Das sind meine Schuhe (met een extra e, want schoenen is meervoud)
Wo wohnt dein Bruder (geen extra e, want Bruder is een mannelijk woord)
Ist das dein Buch? (geen extra e, want boek is een onzijdig woord)
Unsere Schwester ist krank (met een extra e, want Schwester is een vrouwelijk woord)