(m3p2a / m4p2a) idioomtoets

In de bovenbouw is het belangrijk om veel Duitse woorden te kennen. Deze heb je nodig voor je leestoets, je luistertoets, je schrijftoets en uiteindelijk in je Centraal Examen. Vandaar dat je elke periode een woordjestoets hebt. In deze periode heb je je tweede van de vier.

Je leert voor deze periode ongeveer 50 woorden; je kent ze zowel van Nederlands naar Duits als omgekeerd. Dit zijn allemaal woorden die je veel terugziet in het examen. Hoe meer woorden je kent, hoe minder je hoeft op te zoeken!

Woordjes voor Mavo 3: (kap 2 Schule und Ausbildung)

1 die Grundschule - de basisschool
2 die Hauptschule - het VMBO
3 die Gesamtschule - de scholengemeenschap
4 die Realschule - de HAVO
5 der Unterricht - de les
6 die Einzelheit - het detail
7 erteilen - geven ( als in: ik GEEF les)
8 pauken - studeren/stampen
9 gemeinsam - samen
10 der Alltag - het dagelijks leven
11 übersetzen - vertalen
12 die Zensur - het cijfer
13 die Nach-hilfstunde - de bijles
14 verzetzt werden - overgaan (naar een volgende klas
15 die Prüfung - de toets/het examen
16 das Heft - het schrift
17 bestehen - slagen
18 erfassen - begrijpen
19 die Anstrengung - de inspanning
20 sämtliche - alle
21 der Sprachkurs - de taalcursus
22 erforderlich - vereist
23 die Sprachkenntnisse - de talenkennis
24 die Klassenarbeit - het proefwerk
25 die Einstellung - de houding
26 schwatzen - kletsen/babbelen
27 abschalten - afhaken/niet meer opletten
28 die Ausrede - het smoesje/excuus
29 der Hausmeister - de conciërge 
30  verschmieren - besmeuren
31 zerstören - vernielen
32 der Schulabgänger - de schoolverlater
33 der Berufsberater - de beroepskeuzeadviseur
34 die Lehrstelle - de stageplaats
35 die Ausbildung - de opleiding
36 das Stipendium - de studiebeurs
37 separat - gescheiden
38  ergänzen - invullen
39  beaufsichtigen - toezicht houden op ...
40 absolvieren - afmaken
41 das Zeugnis - het rapport
42 de Kugelschreiber - de pen
43 der Studenplan - het lesrooster
44 das wahlfach - het keuzevak
45 die Unterstufe - de onderbouw
46  das Ergebnis - het resultaat
47 buchstabieren - spellen
48 wiederholen - herhalen

Woordjes voor MAVO 4:

Woordjes kapitel 13, 14 en 15 (p267-268)

1 anständig - fatsoenlijk
2 auswandern - emigreren
3 erziehen - opvoeden
4 der Krach - de ruzie
5 bestehen - slagen
6 zerstören - vernielen
7 werben - reclame maken
8 ausschließich - uitsluitend
9 eindwandfrei - foutloos
10 weitgehend - vergaand
11 irgendwann - ooit
12 mittlerweile - ondertussen
13 neuerdings - sinds kort
14 üblich - gebruikelijk
15 jedenfalls - in ieder geval
16 aber - maar
17 nur - slechts/enkel als...
18 also - dus
19 außerdem - bovendien
20 deshalb - daarom
21 zum Beispiel - bijvoorbeeld
22 sogar - zelfs
23 obwohl - hoewel
24 weil - omdat
25 dennoch - toch
26 die Eintrittskarte - de entreekaart
27 der Ausflug - het uitstapje/schoolreis
28 der Imbis - de snackbar
29 bald - snel
30 der Erwachsene - de volwassene
31 beliebt - populair
32  entäuscht - teleurgesteld
33 also - dus
34 beispielweise - bijvoorbeeld
35 allerdings - echter
36  doch - maar
37 trotzdem - desondanks
38 überdies - bovendien
39  dagegen - daarentegen
40 damit - zodat
41 falls - indien
42 ja - immers
43 der Fahrplan - de dienstregeling
44 der Haubtbahnhof - het centraal station
45 die Deutsche Bahn - de Duitse Spoorwegen
46 die Schienen - de rails
47  die Weiche - de wissel
48 die U-Bahn - de metro
49 der Bahnsteig - het perron
50 das Gleis - het spoor
51 die Geschwindigkeit- de snelheid
52 umsteigen - overstappen

M3: Deze toets telt niet mee voor je PTA, maar komt wel op je rapport te staan en telt mee voor de overgang

M4: het cijfer voor deze  toets  telt mee met het cijfer voor je PTA-toets van periode 2