2 Vraagwoorden. Zie HIER de uitlegvideo
Je hebt in het Nederlands een aantal woorden die je gebruikt om dingen te vragen. Veel van die woorden beginnen met de letter W. Wie, wat?, waar? Wanneer? Waarom? Hoe. Voorbeeld: Hoe gaat het met je? Of: Wat ben je aan het doen? Dit rijtje woorden heb je ook in het Duits. In de toets ken je de betekenis
Wie - wer
Waar - wo
Wat - was
Wanneer - wann
Waarom - warum
Hoe - wie
welke - welche
Waar vandaan - woher
Waarheen - Wohin
Wie heeft dat gedaan? - Wer hat das gemacht?
Waar woon je? - Wo wohnst du?
Wat heb je gezegd? - Was hast du gesagt? -
Warum ist er nicht hier? - Waarom is hij niet hier?
Welche Kinder spielen dort? - Welke kinderen spelen daar?
Woher kommt dein Vater? - Waar komt je vader vandaan?
Wie ist das möglich? - Hoe is dat mogelijk?