1 Het werkwoord Werden. Zie HIER de uitlegvideo
(betekent 'worden' of 'zullen'. Door de zin goed te lezen weet je of er worden zullen bedoeld wordt)
Ik word/zal - ich werde
Jij wordt/zal - Du wirst
Hij/zij/het wordt/zal - Er/sie/wird
Wij worden/zullen - Wir werden
Jullie worden/zullen - Ihr werdet
Zij worden/zullen - Sie werden
U wordt/zal - Sie werden
Voorbeelden:
Ich werde krank = Ik word ziek
Es wird morgen regnen = Het zal morgen regenen
Werdet ihr dabei sein? = Zullen jullie erbij zijn?
Sie wird später Friseuse = Zij wordt later kapster