3 Persoonlijke voornaamwoorden. Zie HIER de uitlegvideo
In het Nederlands heb je de woorden ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij en U om personen aan te duiden. Die heb je ook in het Duits. In de toets moet je het volgende rijtje kennen:
Ik - Ich
Jij - Du
Hij/zij/het - Er/sie/es
Wij - Wir
Jullie - Ihr
Zij - sie
U - Sie (met een hoofdletter)