9 Modalverben. Zie HIER de uitlegvideo
Modalverben zijn werkwoorden hebben twee dingen gemeen; ze worden op dezelfde manier vervoegd en ze zeggen iets over 'hoe' je iets doen. Klinkt ingewikkeld? Kijk even naar deze voorbeelden)
Ik MAG zwemmen (ik heb toestemming)
Ik KAN zwemmen (ergens goed in zijn)
ik MOET zwemmen (omdat het gezond is)
Ik HOU VAN zwemmen (het is mijn hobby)
ik MOET zwemmen (omdat de dokter dat heeft gezegd)
Ik WIL zwemmen (dat is mijn keuze)
In het Duits vertaal je deze werkwoorden als volgt:
Dürfen - mogen (toestemming hebben ergens voor)
können - kunnen (ergens goed in zijn)
müssen - moeten (noodzaak)
mögen - houden van/iets leuk vinden
sollen - moeten (opdracht van iemand anders)
wollen - willen (eigen keuze om iets te doen of te laten)
Als je je weet wat ze betekenen en je kan deze vervoegen, dan ken je ze allemaal. Neem het werkwoord 'können':
Ich kann
du kannst
er/sie/es kann
wir können
ihr könnt
sie können
Sie können